De voorspellingen zijn fictief; de rekeningen, de realiteit. Laten we voorzichtig blijven
De federale Minister van Begroting, Sophie Wilmès reageert op de krantenkoppen van vrijdag (8 februari) die berichten dat de federale regering op het einde van de legislatuur een vermeend 'gat' van 7,7 miljard euro zou nalaten. “Op dit moment is dit scenario fictie en geen objectieve realiteit. Als we een balans willen opmaken van de begroting onder deze legislatuur , moeten we de feiten vergelijken en niet de assumpties. Als we kijken naar het reële tekort in 2014 (-3,1%) en het waargenomen (reeds gevalideerde) tekort in 2018 (-0,8%), voerden we dus een sanering door van 8,8 miljard in vier jaar, om te komen tot een tekort van 3,5 miljard euro." Ter herinnering, in 2014 erfde de regering een tekort van 12,4 miljard euro.
Om aan een verondersteld tekort van 7,7 miljard euro in 2019 te komen, extrapoleerden de waarnemers bij de start van hun berekening, de cijfers van de economische begroting die onlangs door het Federaal Planbureau waren gepubliceerd. "Elk jaar lees ik rampscenario's, voorgesteld als feitelijke waarheden, die uiteindelijk anders uitdraaien.” Ter herinnering: in februari 2017 werd op basis van cijfers van het Federaal Planbureau aangegeven dat het tekort van 2017 -1,9% zou bedragen, terwijl we het jaar eindigden met een tekort van -0,9%. Ook in februari 2018 leidden de macro-economische voorspellingen tot een tekort van -1,1%, terwijl we reeds weten dat we het boekjaar 2018 met een tekort -0,79% zullen afsluiten. "Dit toont de limieten en de moeilijkheden van elke prognose aan, evenals het belang van een regering in volheid van bevoegdheid die maand na maand instaat voor de naleving van het begrotingstraject en, indien nodig, de nodige maatregelen kan nemen om dat te verzekeren.” verduidelijkt Sophie Wilmès.
De Minister heeft kennis genomen van de verschillende analyses van het saneringswerk dat is uitgevoerd onder deze legislatuur. Sommigen verklaren bijvoorbeeld dat deze resultaten alleen het gevolg zijn van gunstige economische omstandigheden en lage rentetarieven. Sophie Wilmès relativeert: "Hoewel we de positieve impact van de rentewijzigingen op de begrotingsresultaten niet kunnen ontkennen, kan niemand de vermindering van ons structurele tekort tussen 2014 (-2,7%) en 2018 (-0,79%) betwisten. Ter herinnering, het structurele tekort is het nominale tekort gecorrigeerd voor de conjunctuureffecten en tijdelijke maatregelen (one-off). Dit toont aan dat het saneringswerk zijn vruchten afwerpt. Een andere relevante indicator is het primaire saldo. Het wordt verkregen door het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven, en vervolgens de rentelasten in rekening te nemen. We stellen vast dat dit evenwicht - dat negatief of in het beste geval nul was onder de vorige legislatuur - niet alleen positief is, maar bovendien is blijven toenemen onder deze regering: 0,2 in 2014; 1.6 in 2017 (laatste beschikbare gegevens).”
Aangaande de voorafbetalingen stelt de Minister vast dat de spectaculaire stijging van de voorafbetalingen in 2017 voor het daaropvolgende jaar, geen gelijkwaardige daling van de kohieren tot gevolg heeft gehad. Dit toont duidelijk aan dat de verhoging van de voorafbetalingen voor - minstens - 50% te wijten is aan de uitbreiding van de globale basis van de vennootschapsbelastingen.
De Minister van Begroting herinnert eraan dat: “al deze resultaten werden bereikt door zowel de fiscale druk als de uitgaven te verminderen; en door de koopkracht en de competitiviteit aanzienlijk te verhogen maar ook door de jobcreatie alle kansen te geven.”
“De economische groeiprognoses verminderen overal in Europa, waardoor we zeer behoedzaam moeten zijn. De regering is in lopende zaken, maar dit is niet het geval voor het Parlement. Daarom wijs ik ook naar de verantwoordelijkheid van de parlementsleden. De wetsvoorstellen die door de Kamer zouden kunnen aangepast worden tegen het einde van de legislatuur kunnen meer of minder significante gevolgen hebben voor onze overheidsfinanciën; hiermee moet men rekening houden”, zegt de Minister.
“Voor de volgende regering is het evident dat het werk van hervormingen en overheidssanering verdergezet moet worden. Men weet dat, ondanks de hervormingen, bepaalde uitgavenposten onvermijdelijk en op een belangrijke manier blijven evolueren. De pensioenen zijn hiervoor een goed voorbeeld: alleen al de laatste 4 jaar is er 6,8 miljard euro bijgekomen. Weet goed dat zelfs een daling van de intrestlasten met 2,3 miljard euro ruim onvoldoende is om deze evolutie automatisch te compenseren. Daarom hebben we een volwaardige regering nodig om de nodige socio-economische hervormingen verder te zetten, zodoende de duurzaamheid van ons sociaal stelstel te garanderen.”